De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijshome | vandaag | gisteren | bijzonder | gastenboek | wie is wie? | verhalen | contact |
|||||||||||||||||||
|
\require{AMSmath}
Re: Examenopgave mbo 75-76 (2)
Ik denk het: AntwoordJe hebt twee vergelijking met dezelfde waarde voor $a$, $b$ en $c$. Met de tweede vergelijking in gedachten kan je kiezen voor $a=3$. Dan is $c=2$. Met de eerste vergelijking krijg je $3-b+2=0$ en dat geeft $b=5$. Ik had voor $a$ ook iets anders kunnen kiezen, maar uiteindelijk gaat het om dezelfde vector.
home | vandaag | bijzonder | gastenboek | statistieken | wie is wie? | verhalen | colofon ©2001-2024 WisFaq - versie 3
|