|
|
\require{AMSmath}
Een cilindervormige waterput
Een cilindervormige waterput heeft een inhoud van 500 liter- toon aan dat de zijdelingse oppervlakte ( uitgedrukt in m2) gelijk is aan het omgekeerde van de straal van het grondvlak van de put
- tussen welke grenzen varieert de hoogte (in m ) van de put als de zijdelingse oppervlakte minstens 2,6 m2 en hoogstens 3,6m2 bedraagt?
wim
2de graad ASO - woensdag 27 november 2002
Antwoord
Hoi, Voor een cilinder met hoogte h en een cirkelvormig grondvlak met straal r hebben we: V=$\pi$r2h (volume) S=2$\pi$r.h (zijdelingse wandoppervlakte - dus zonder grondvlak) 1. Je weet dat h=V/$\pi$r2 zodat S=2$\pi$r.V/$\pi$r2=2V/r. Wanneer we S in m2 en r in m uitdrukken dan moeten we V in m3 uitdrukken om omrekeningsfactoren te vermijden: V = 500 l = 500 dm3=0,5 m3. We hebben dus in dit geval: S=2.0,5/r=1/r. 2. S ligt tussen 2,6 en 3,6. Met S=1/r hebben we dus: 2,6$\leq$1/r$\leq$3,6 We vonden al dat h=V/$\pi$r2. (2,6)2$\leq$1/r2$\leq$(3,6)2 0,5.(2,6)2/$\pi\leq$V/$\pi$r2$\leq$0,5.(3,6)2/$\pi$ en dus: 0,5.(2,6)2/$\pi\leq$h$\leq$0,5.(3,6)2/$\pi$ Je kan benaderen: 1,08$\leq$h$\leq$2,06 (h in m uiteraard) Groetjes, Johan
andros
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 27 november 2002
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|