|
|
\require{AMSmath}
Aantal oplossingen
stel je hebt een vergelijking die als het volgt eruit ziet: x + a·y = 2 a·x + y = 3 Hoe moet je berekenen voor welke waarden van a dit stelsel een eenduidige oplossing heeft en voor welke waarden niet
Joep
Student hbo - zondag 22 juni 2003
Antwoord
1. Eerst de 'ik-snap-het-niet-echt'-methode: Gegeven: x + a·y = 2 a·x + y = 3 Los dit op de 'normale' manier op: a·x + a2·y = 2 a·x + y = 3 ------------- - a2·y - y = -1 (a2 - 1)·y = -1 y = -1/(a2 - 1) Invullen in x + a·y = 2 levert: x=a/(a2-1) + 2 Wanneer heb je nu geen oplossing? Als a2-1=0, dus voor a=-1 of a=1. 2. De slimme methode! Wanneer heb je bij een stelsel van twee vergelijking en twee onbekende geen eenduidige oplossing? Als de lijnen evenwijdig zijn of samenvallen. Als a=1 krijg je: x+y=2 x+y=3 Twee evenwijdige lijnen, dus geen oplossing. Als a=-1 krijg je: x - y = 2 -x + y = 3 Ook twee evenwijdige lijnen, dus geen oplossing. Als a iets anders is krijg je altijd twee niet evenwijdige lijnen dus steeds een snijpunt.
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 22 juni 2003
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|