Hallo, ik had een vraag over de volgende opdracht:
Beschouw de vectoren: a = i + j + 4k, b = 2i + j + 3k en c = i + k.
Bewering 1: De inhoud van het parallellepipedum opgespannen door de vectoren a, b en c is gelijk aan 2.
Mijn vraag: Hoe weet je van welk van de 3 vectoren je het uit product moet nemen om het oppervlak van het parallellogram te bepalen. (a x b), (a x c), (c x b) etc.
oscar
Student universiteit - maandag 9 november 2015
Antwoord
Hallo Oscar,
Het is maar net van welk parallellogram je de oppervlakte wilt berekenen:
a x b levert de oppervlakte van het parallellogram opgespannen door a en b;
a x c levert de oppervlakte van het parallellogram opgespannen door a en c;
b x c levert de oppervlakte van het parallellogram opgespannen door b en c.
Om de inhoud van het parallellepipedum te berekenen, bepaal je het inwendig product van één van deze uitproducten met de niet-gebruikte derde vector.