Opgave B): Maak van log3 + 2·log5 één logaritme (volg de aanwijzing in mijn oorspronkelijke antwoord); Maak dan gebruik van de regel: logA = logB --$>$ A=B
Opgave C): Dezelfde aanpak als bij opgave B.
Lukt het nu wel? Zo niet, reageer dan gerust weer, maat geef dan wel even aan tot waar je gekomen bent.