Printen \require{AMSmath}

Beweringen over veeltermen

Beste , ik snap niet hoe ze bewering b en c oplossen. kan iemand dit in veel gemakkelijkere stappen uitleggen aub.

Student universiteit België - woensdag 15 mei 2024

Antwoord

In B: vul $x=1$ in: $6ac+4bc+9ad+6bd$ probeer dat te ontbinden als $(2c+3d)(\ldots)$. En idem als je $x=-1$ invult: $-6ac+4bc-9ad+6bd$.

In C: als er twee tegengestelde nulpunten zijn moet er een $x$ zijn zó dat zowel $x$ als $-x$ nulpunten zijn, dus zowel $6acx^3+4bcx^2+9adx+6bd=0$ als $-6acx^3+4bcx^2-9adx+6bd=0$. Trek die twee vergelijkingen van elkaar af, er komt $12acx^3+18adx=0$. Probeer die vergelijking op te lossen om te zien of er inderdaad zo'n $x$ te vinden is.

©2004-2024 WisFaq