Integralen en berekenen van primitieven
hoi ik heb vragen ivm met volgende oefeningen 1) bereken volgende integralen: Integraal met bovengrens 3 en ondergrens 0 |x2 -3x +2| dx ik heb eerst nulpunten gezocht Discriminant=1 2 nulpunten gevonden (1 en 2) verder als volgt proberen uit te werken Integraal: [(x3/3) -(3x2/2) +2x] ondergrens 1 en bovengrens 2 De uitkomst zou 11/6 moeten bedragen, maar daar geraak ik niet aan. mss moet het op andere manier berekend worden 2) volgende oef die ik ook niet kan is integraal met ondergrens 0 en bovengrens 2 (|x|+|1-x|)dx 3) integraal (3x+5) Ö3X+4 dx heb het als volgt opgelost stel 3x+4=t zodat 3dx=dt of dx= dt/3 dan is integraal (3x+5 Ö3x+4 dx = integraal 1/3 dt .Öt = 1/3 t^(3/2)/3/2 dt = (2/9)(3x+4)^(3/2) + C echter blijk ik telkens maar een deel van de oplossing te hebben, andere deel van de oplossing zou moeten uitkomen op (2/15)Ö(3x+4)^5 mvg,
Brando
Student universiteit België - vrijdag 3 juni 2011
Antwoord
Een functie die tussen absoluut-strepen staat, moet je altijd opsplitsen. Om bij de eerste functie te beginnen: f(x)=|x2-3x+2| : wat binnen de absoluutstrepen staat, is een dalparabool, die voor een stukje onder de x-as terecht komt. Dit stukje ligt, zoals jij al aangaf, tussen x=1 en x=2. Dit betekent dat f(x) te schrijven is, zonder absoluutstrepen: f(x)=x2-3x+2 voor x1 en x2; f(x)=-x2+3x-2 voor 1x2 De integraal op het interval [0,3] moet dus ook in 3 stukken opgedeeld worden: 0ò1(x2-3x+2)dx + 1ò2(-x2+3x-2)dx + 2ò3(x2-3x+2)dx bij b. Daar heb je eveneens met absoluutstrepen te maken dus ook hier moet je de functie in fragmenten zien te schrijven zonder absoluutstrepen: Nu is |x| te schrijven als x, voor x0. en -x, voor x0 En |1-x| is te schrijven als 1-x, voor x1. En als x-1 voor x1 Dus hoe is |x|+|1-x| te schrijven zònder absoluutstrepen? Als 3 stukken: a. -x+(1-x) voor x0. (ofwel -2x+1) b. x+(1-x) voor 0x1. (ofwel 1) c x+(x-1) voor x1 (ofwel 2x-1) Dat betekent dus voor de totale integraal over interval [0,2], dat je dat moet schrijven als 2 integralen. Eentje voor het stukje [0,1] en eentje voor het gedeelte [1,2] 3. stel 3x+4=t dan is 3dx=dt Þ dx=dt/3 dus ò(3x+5)Ö(3x+4)dx = ò(t+1)Öt.dt/3 = 1/3òtÖt.dt + 1/3òÖt.dt = 1/3òt3/2dt + 1/3òt1/2.dt = ... Zou je t vanaf hier weer zelf verder kunnen? groeten, martijn
mg
zaterdag 4 juni 2011
©2001-2024 WisFaq
|