Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 91294 

Re: Veeltermen

Bedankt, dit ziet er logisch uit.
De derde is helaas nog niet gelukt.
Heeft u hier toevallig nog tips voor?

Jurjen
Student universiteit - dinsdag 12 januari 2021

Antwoord

Doe een staartdeling:
$$X^3+2X+2=(X^2-2X+6)(X+2)-10
$$dus
$$(a+2)(a^2-2a+6)=(a^3+2a+2) + 10 =10
$$

kphart
dinsdag 12 januari 2021

©2001-2024 WisFaq