Voor een matrix A ∈ Cn×n, n ≥ 1, blijkt te gelden dat het spoor tr((A + x · In)−1) = 2·(2x2−1)/(x·(x2−1)) . Toon aan dat n = 4 en geef een voorbeeld van een dergelijke matrix waarvoor tr(AT A) = 1.
Kan iemand me uitleggen hoe ik hieraan moet beginnen of me de naam van een handboek geven waar ik uitleg over dit soort oefeningen vind? Bedankt!
Emma
Student universiteit België - woensdag 30 mei 2018
Antwoord
Deze som berust op een formule van Jacobi.
Het spoor van de inverse van $A+xI$ is gelijk aan het spoor van de geadjugeerde van de matrix, gedeeld door de determinant (dat volgt uit de formula voor de inverse: de gadjugeerde gedeeld door de determinant).
In dit geval zegt de formule $$ \frac{d}{dx}\det (A+xI) = \operatorname{{}tr}\bigl(\operatorname{{}adj}(A+xI)\cdot\frac{d}{dx}(A+xI)\bigr) $$en dat kun je omwerken tot $$ \operatorname{{}tr}\bigl(\operatorname{{}adj}(A+xI)\bigr)=\frac{d}{dx}\det (A+xI) $$Het spoor van $(A+xI)^{-1}$ is dus het quotient van die twee en dat zien er in het $n\times n$-geval uit als $$ \frac{nx^{n-1}+\cdots}{x^n+\cdots} $$Als je jouw quotient in die vorm wilt brengen moet je met teller en noemer met $x$ vermenigvuldigen: $$ \frac{4x^3-2x}{x^4-x^2} $$Daaraan kun je dus zien dat $n=2$.
Als je zo'n $A$ wilt maken moet je dus zorgen dat $A$ eigenwaarden $1$, $-1$ en $0$ (dubbel) heeft. Daar is met wat proberen wel uit te komen denk ik.