Je doet mee aan een lottospel, waarbij in de trommel 30 balletjes zitten, genummerd van 1 tot en met 30. Bij een trekking worden 4 nummers getrokken. Je mag nu 4 nummers aanduiden op een lottoformulier, met vakjes van 1 tot en met 30.
Geef de kansverdeling van de stochast die het aantal juist geraden nummers weergeeft. Bereken ook het gemiddelde en de standaardafwijking.
jennif
3de graad ASO - zaterdag 21 juni 2014
Antwoord
Bereken de kans op 0, 1, 2, 3 of 4 goed en zet de kansen in een tabel. Daarna kan je het gemiddelde en de standaarddeviatie berekenen.