Gegeven zijn de functies f (x) = x e °·5x en g ( x ) = e °·5 x - 2. Verder is gegeven dat de lijn x = p snijdt de grafiek van f in het punt A en de grafiek van g in punt B. Bereken op de algebraisch de minimale lengte van het lijnstuk AB.
Wie kan mij hiermee helpen? Groeten
rens
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 23 maart 2005
Antwoord
Ik veronderstel dat het gaat over de functies
f(x) = x.e0.5x (blauw) en
g(x) = e0.5x - 2 (rood)
De verticale rechte x = p snijdt de twee krommen in A en B. Het berekenen van de minimale lengte van AB komt neer op het bepalen voor welke waarde van x het verschil tussen de functies f(x) en g(x) minimaal is. Dus we moeten bepalen voor welke waarde van x de verticale afstand tussen f(x) en g(x) minimaal is.