Bij de het tekenen van een doorsnede van een vlak en een kubus kan je 5 gevallen onderscheiden:
Doorsnede is driehoek
De punten P, Q en R bepalen een vlak.
In het meest eenvoudige geval is de driehoek PQR meteen ook de doorsnede van het vlak met de kubus.
Aangrenzende zijvlakken
De punten P, Q en R liggen in op ribben in twee aangrenzende zijvlakken. De snijlijnen van een vlak met twee evenwijdige vlakken zijn evenwijdig. Een na een kan je alle snijlijnen tekenen, telkens evenwijdig aan de snijlijn in het tegenoverliggende vlak.
Tegenoverstaande vlakken
De punten P,Q en R liggen op ribben in twee tegenoverstaande zijvlakken. Ook nu is het soms mogelijk om een na een alle snijlijnen tekenen.
Gemeenschappelijke ribbe
De punten P,Q en R liggen in twee aangrenzende zijvlakken
Aangrenzende zijvlakken hebben een ribbe gemeenschappelijk. Bepaal het snijpunt van het vlak PQR met deze ribbe. Daarna kan je een na een de overige snijlijnen tekenen in tegenoverliggende zijvlakken.
Snijlijn met grondvlak
In de overige gevallen bepaal je via een hulpvlak de snijlijn met het grondvlak. Vanaf deze lijn kan je terug naar de kubus werken.