De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Eerstegraadsvergelijking

Hallo,
Ik snap de volgende wiskundevraag niet die ik als huiswerk moet maken: Er zijn 33 munten; 5 centen, 10 centen en 25 centen. Dit heeft een waarde van €3,30. Als er drie keer zoveel 0,05 centen zijn als 0,25 centen en half zoveel 0,10 centen als 0,05 centen zijn, hoeveel munten van elke soort zijn er?
Alvast bedankt.

Sarah
1ste graad ASO-TSO-BSO - dinsdag 8 maart 2022

Antwoord

Het is handig om voor bijvoorbeeld het aantal 0,25 centen een variabele te kiezen. Neem bijvoorbeeld $n$ van aantal...

Er zijn dan $n$ munten van 0,25.
Er zijn dan $3·n$ munten van 0,05.
Er zijn dan $\frac{1}{2}·3·n$ munten van 0,10.

Hoeveel munten (uitgedrukt in $n$) zijn dat dan in totaal? En als je weet dat dat er dan 33 zouden moeten zijn kan je dan $n$ uitrekenen?

Helpt dat?

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 8 maart 2022
 Re: Eerstegraadsvergelijking 



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3