|
|
\require{AMSmath}
Gegeven vectorcoördinaten toepassen
Goede avond,
A=(2,3); B=(-1,4); C=(-3,0) en D (0,5) Bereken: (2A-B).(C+3D)
2A.C+6A.D-B.C -3C.D (alle hoofdletters te voorzien van vectorteken. 2(C-A)+6(D-A)-C-B)-3(D-B)
Als ik nu de coördinaten invoer zou ik moeten uitkomen op een totaal van 15.
Ik denk dat ik hier een verkeerde werkwijze gebruik. Ik dan op: (2A-B).(C+3D)=-8A+4B+C+3D
Ik weet nog wel dat: AB= x1.x2+y1.y2 als uitdrukking voor het scalair product.
Hoe het ook wordt berekend, het resultaat zou 15 moeten zijn. Ik zou graag zien hoe Wisfaqteam jullie mij op de goede weg wil helpen. Groetjes
Rik Le
Iets anders - dinsdag 17 november 2020
Antwoord
Ik zou gewoon $2A-B$ en $C+3D$ even uitrekenen: $(5,2)$ en $(-3,15)$. Het inwendig product is dan $-15+30$. Dat lijkt me minder werk dan er vier inwendige producten van maken.
kphart
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 17 november 2020
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|