WisFaq!

\require{AMSmath} geprint op vrijdag 22 november 2024

Gegeven vectorcoördinaten toepassen

Goede avond,

A=(2,3); B=(-1,4); C=(-3,0) en D (0,5)
Bereken: (2A-B).(C+3D)

2A.C+6A.D-B.C -3C.D
(alle hoofdletters te voorzien van vectorteken.
2(C-A)+6(D-A)-C-B)-3(D-B)

Als ik nu de coördinaten invoer zou ik moeten uitkomen op een totaal van 15.

Ik denk dat ik hier een verkeerde werkwijze gebruik. Ik dan op:
(2A-B).(C+3D)=-8A+4B+C+3D

Ik weet nog wel dat:
AB= x1.x2+y1.y2 als uitdrukking voor het scalair product.

Hoe het ook wordt berekend, het resultaat zou 15 moeten zijn. Ik zou graag zien hoe Wisfaqteam jullie mij op de goede weg wil helpen.
Groetjes

Rik Lemmens
17-11-2020

Antwoord

Ik zou gewoon $2A-B$ en $C+3D$ even uitrekenen: $(5,2)$ en $(-3,15)$. Het inwendig product is dan $-15+30$.
Dat lijkt me minder werk dan er vier inwendige producten van maken.

kphart
17-11-2020


© 2001-2024 WisFaq
WisFaq - de digitale vraagbaak voor het wiskunde onderwijs - http://www.wisfaq.nl

#90967 - Analytische meetkunde - Iets anders