|
|
\require{AMSmath}
Re: Matrices vraagstukken
Lineare Algebra p144 oefening 9: Totaal = A + P + S De mama neemt: 1/4 van de appelen 1/3 van de peren 1/2 van de sinaasappelen Nadat de mama uit de mand heeft genomen zitten er nog maar 24 vruchten in de mand: Het totaal word dus 24 24 (overschot)=(A -1/4 A)+(P -1/3 P)+(S -1/2 S) Waarbij: A -1/4 A=De appels die nog overschieten nadat mama wegnam P -1/3 P=De peren die nog overschieten nadat mama wegnam S -1/2 S=De sinaasappels die nog overschieten nadat mama wegnam Vergelijking 1) 3/4 A+ 2/3 P+ 1/2 S=24 De zus neemt: 1/3 van de appels die overblijven nadat mama wegnam (3/4 A) DUS 2/3 van 3/4 A blijft dus in de mand liggen 1/2 van de peren die overblijven nadat mama wegnam (2/3 P) DUS 1/2 van 2/3 P blijft in de mand liggen 1/4 van de sinaasappels die overblijven nadat mama wegnam (1/2 S) DUS 3/4 van 1/2 S blijft in de mand liggen Nadat de zus uit de mand heeft genomen zitten er nog maar 15 vruchten in de mand: 24 wordt dus 15 15 (overschot)= ((2*3)/(3*4)A)+((1*2)/(2*3)P)+((3*1 )/(4*2)S)
Waarbij: ((2*3)/(3*4)A)=De appels die overblijven nadat mama en zus hebben genomen ((1*2)/(2*3)P)=De peren die overblijven nadat mama en zus hebben genomen ((3*1 )/(4 *2)S) =De sinaasappels die overblijven nadat mama en zus hebben… Vergelijking 2) 1/2 A+ 1/3 P+ 3/8 S=15 De broer neemt: 1 peer 2 sinaasappelen Nadat de broer uit de man heeft genomen waren er evenveel appels als peren als sinaasappelen. DUS: Op dat moment: A = P = S (1/3P - 1)-(3/8S - 2)=0 Waarbij: (1/3P - 1)=Peren nadat mama,zus en broer hebben genomen (3/8 S - 2)=Sinaasappels nadat mama,zus en broer hebben genomen Vergelijking 3) 1/3P - 3/8S= -1 Stelsel: {3/4A+ 2/3P+ 1/2S=24 {1/2A+ 1/3P+ 3/8S=15 {1/3P - 3/8S= -1
Verder kan je het wel zelf uitwerken hé ;)
Anonie
3de graad ASO - dinsdag 3 december 2013
Antwoord
Of, iets eenvoudiger: Nadat mama en zus hun stuks hebben genomen blijven er (zoals je zegt) 1/2 A, 1/3 P en 3/8 S over, en dit zijn 15 stuks. Nadat de boer 1 P en 2 S heeft genomen blijven er dus 12 stuks over, en vermits er dan evenveel A, P en S zijn, zijn er van ieder 4 stuks over. Dus 1/2 A = 4 en A = 8 1/3 P - 1 = 4 , dus P = 15 3/8 S -2 = 4, dus S = 16
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 4 december 2013
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|