De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Kansberekening

Richella heeft 1 euro op zak. Bij ieder spelletje moet zij 1 euro inzetten. Bij verlies is zij haar geld kwijt en bij winst krijgt zij 2 euro uitgekeerd, dus de kans op verlies is 4x zo groot als de kans op winst.

Waarom is de kans dat zij een spelletje wint gelijk aan 0,2?
en wat is dan de kans dat zij de eerste 3 spelletjes wint en het 4de spel verliest?

richel
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 3 april 2013

Antwoord

Hallo Richella,

Je schrijft: 'dus de kans op verlies is 4x zo groot als de kans op winst'. Ik vermoed dat je dit niet helemaal juist hebt overgenomen: dit is niet een logisch gevolg van andere gegevens. Waarschijnlijk is dit gewoon een gegeven: 'De kans op verlies is 4x zo groot als de kans op winst'.

Stel nu de kans op winst gelijk aan p. De kans op verlies is dan 4p. Deze kansen bij elkaar opgeteld moet 1 zijn, dus p + 4p = 1. Dus p=?

Dan de vervolgvraag:
De kans dat Richelle een spelletje wint, weet je al:
p(winst)=0,2. Dit geldt dus ook voor het eerste spelletje.
De kans dat Richelle een spelletje verliest, is dus:
p(verlies)= 1-0,2 = ..... Dit geldt dus ook voor het vierde spelletje.

De kans dat Richelle het eerste spelletje wint en ook het vierde spelletje verliest, bereken je met de vermenigvuldigingsregel:
p(1e spel verlies en 4e spel verlies) = p(winst)·p(verlies)

Ik kom uiteindelijk op 0,16. Jij ook?

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
donderdag 4 april 2013



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3