|
|
\require{AMSmath}
Rijen
Hallo wisfaq, Hier een probleem dat ik gedeeltelijk wel baas kan maar vast geraak.... Beschouw de rij u(n) met u(n+2)=4.u(n+1)-u(n) en u4=194. u1 behoort tot N(o) en u1u2 Bereken de termen u1,u2,u3 en u5. Ik vond al: u3=4u2-u1 en u4=4u3-u2 Ook 194=4u3-u2=4(4u2-u1)-u2 194=15u2-4u1...... En dan ? Moet ik dan een stelsel oplossen en welk dan ? (letters en cijfers na "u" stellen indexen voor natuurlijk Groeten,
Rik Le
Iets anders - dinsdag 15 januari 2008
Antwoord
Dag Rik, Ik denk dat dit inderdaad de beste manier zal zijn om de vraag op te lossen: werk verder met 194=15u2-4u1. Dat is natuurlijk maar één vergelijking voor twee onbekenden, maar er is ook nog gegeven dat de rijtermen natuurlijke getallen zijn, verschillend van nul, en dat u1u2. Vermits u10 moet dus 15u2 groter zijn dan 194, dus u2 is minstens 195/15=13. Maar u1=(15u2-194)/4 moet geheel zijn. Nu heeft 194 rest 2 bij deling door 4, dus ook 15u2 moet rest 2 hebben bij deling door 4, dus ook u2 moet rest 2 hebben bij deling door 4. Dus u2 kan 14, 18, 22, 26, ... zijn. Kijk welke u1 daar telkens bijpast, en besluit dat er maar één oplossing is... Als je dat argument met die rest niet wil gebruiken, kan je natuurlijk ook een aantal u2-waarden uitproberen, te starten bij 13, en kijken of de bijhorende u1 voldoet aan de eisen (namelijk geheel, groter dan nul en kleiner dan u2). Je komt dan al snel de oplossing tegen, en als je verder gaat zal je merken dat altijd geldt dat u1u2 dus dat je inderdaad slechts één oplossing bekomt. Groeten, Christophe.
Christophe
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 15 januari 2008
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|