|
|
\require{AMSmath}
Probleem met een constante
Goedemiddag, Ik begrijp iets niet aan de plek van een constante bij het oplossen van een differentiaal vergelijking. Gegeven de differentiaal vergelijking: ý = (t·y)2 sinh(1+t3) De vraag is deze differentiaal vergelijking met als oplossing y(-1) = 0 en y(-1) = -3 te vinden. Ik heb de vergelijking opgelost tot: -y^-1 = (1/3) cosh(1+t3) + c Nou lijkt het mij zo dat wanneer je deze omschrijft naar y je de (algemene) oplossing krijgt: y = -( (1/3) cosh (1+t3) + c )^-1 Het probleem is dat nu geen oplossing kan worden gegeven voor y(-1) = 0 omdat de vergelijking nooit op 0 uit zal komen. Wanneer de vergelijking wordt geschreven als: y = -( (1/3) cosh (1+t3)^-1 + c kan dit wel: y(-1) = 0 -- c=3 y(-1) = 3 -- c=0 Maar volgens mij is het schrijven van de constante buiten haakjes wiskundig niet correct wanneer de vergelijking naar y wordt omgeschreven.
Martin
Student universiteit - dinsdag 5 december 2006
Antwoord
Wat je met de breuk deed mocht op de lagere school al niet. Het punt is dat je bij het oplossen door y hebt gedeeld en dat betekent dat je de constante functie y(t)=0 ook nog als potentiële oplossing mee moet nemen, en dat is ook een oplossing en wel de oplossing die bij y(-1)=0 hoort. De andere, met y(-1)=-3, kun je gewoon met behulp van de gevonden formule bepalen.
kphart
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
dinsdag 5 december 2006
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|