De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

Re: Re: Re: De nulpunten van een 3e graadsvergelijking bepalen

 Dit is een reactie op vraag 45734 
Dus (x+5)(-29x^2+36x).
Bij showrecord3.asp?id=28094
staat de methode ook maar hoe weet je uiteindelijk dat je bij 9/5 moet uitkomen.

Piet
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 4 juni 2006

Antwoord

Beste Piet,

Wanneer je de regel toepast op de oorspronkelijke veelterm met de coëfficiënten 5,-4,-109,180 en het nulpunt -5, dan vind ik onderaan 5,-29,36, dus: (x+5)(5x2-29x+36).

Nu doe je hetzelfde met 5,-29,36 en het nulpunt 4, dan vind je onderaad 5,-9 dus: (x+5)(x-4)(5x-9). Die laatste factor heeft natuurlijk nog een nulpunte:

5x-9 = 0 Û 5x = 9 Û x = 9/5

mvg,
Tom

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 4 juni 2006



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3