|
|
\require{AMSmath}
2de graads 2onbekenden
Ik heb de vergelijking k2 + 10k = d2+ 34d +5 Voor de oplossing van het probleem maakt het waarschijnlijk niet uit, maar het kan helpen: domeinen in dit voorbeeld zijn voor k: {1...25} voor d: {1...8} volgens jullie link naar WINS (showrecord3.asp?id=22342) is dit te herschrijven als k=+/- √(d2+34d+25-5) en d=+/- √(k2+10k+25-5) en dat zal wel kloppen, alhoewel...als ik daarbij de abc-formule gebruik bij k dan slaan die waardes (√(33.4) of √(0.59..) nergens op. Bij d zou de oplossing niet eens mogelijk zijn omdat 4ac groter is dan b2. Kortom, de vraag is: welke methode of welke theorie kan ik voor het vinden van de juiste d en k hierbij het beste gebruiken? (zonder alle mogelijkheden in de domeinen te proberen) De oplossing is d=5 en k=10. Alvast bedankt voor jullie aandacht. David
David
Iets anders - zaterdag 1 april 2006
Antwoord
De relatie k2 + 10k = d2+ 34d +5 legt een verband vast tussen d en k. Zonder verdere voorwaarden zijn er een oneindig aantal combinaties van d en k die hieraan voldoen. De formules die je bij WIMS hebt gevonden geven aan hoe je d kunt berekenen als je k hebt en omgekeerd. Overigens heb je die fout overgenomen. Hieronder de uitdrukkingen die je hebt gekregen: Uit je verdere vraag begrijp ik dat je gehele waarden voor d en k zoekt zodat de relatie opgaat. Bekijken we de uitdrukking k=±√(d2+34d+30)-5 dan moet dus gelden dat d2+34d+30 een zuiver kwadraat is. d=0 levert 30 en dat is geen kwadraat. Elke keer dat we d met 1 verhogen neemt d2 toe met 2d+1 en neemt 34d toe met 34, dus d=1 levert 30+(2·0+1)+34=65 d=2 65+(2·1+1)+34=102 d=3 102+(2·2+1)+34=141 d=4 141+(2·3+1)+34=182 d=5 182+(2·4+1)+34=225 en dit is het kwadraat van 15. dus k is dan √(225)-5=15-5=10.
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 1 april 2006
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|