|
|
\require{AMSmath}
Vraag Vlaamse Wiskunde Olympiade
Zou iemand mij kunnen helpen met deze vraag op te lossen?
Onderstel dat f(2x)=2/(2+X) (voor alle x 0), dan is 2 f(x) gelijk aan:
A. 2/(1+x) B. 2/(2+x) C. 4/(1+x) D. 4/(2+x) E. 8/(4+x)
Het juiste antwoord is E. Maar welke redenering zit hier achter?
Frank
3de graad ASO - zaterdag 4 december 2004
Antwoord
Er is gegeven dat f(2x)=2/(2+x)
We nemen nu dat y=2x, oftwel: f(y)=2/(2+1/2*y) Door boven en onder deelstreep met eenzelfde getal te vermenigvuldigen, kan de breuk uit de noemer worden verwijderd. We vermeigvuldigen de noemer en teller dus beide met 2:
(/(2+1/2*y)*2/2=4/(4+y)=f(y)
Deze vergelijking ged voor elke functie met willekeurige variabele, dus ook voor een variabele x (merk op, nu geldt dus NIET dat y=2x!!!). Nu geldt dus dat f(x)=f(y)=4/(4+x) Maar omat wordt gevraagd naar 2*f(x) geldt: 2*4/(4+x)=8/(4+x) en dat is precies het gevraagde antwoord E.
EvE
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zaterdag 4 december 2004
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|