|
|
\require{AMSmath}
Periode van breuken
Ik heb nog een vraag over de periode van breuken met een niet-priemgetal als noemer. Ik heb ontdekt dat van sommige breuken (o.a. 1/14, 1/21, 1/26, 1/28, 1/34, 1/35, 1/38, 1/39, 1/42, 1/46) de periode als volgt te berekenen is: de hoogste priemfactor - 1. Zo kom je dus bij bijvoorbeeld 1/46 met behulp van 2 · 3 · 7 op de periode 6. Kun je met een formule uitrekenen welke breuken (met welke noemers) deze eigenschap ook hebben? Hoe kun je voor andere breuken met een niet-priemgetal als noemer de periode bepalen? Of misschien zit ik wel helemaal op het verkeerde spoor? Kortom: hoe bepaal je de periode van breuken met een niet-priemgetal als noemer?
Stefan
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 29 april 2002
Antwoord
Als je uitgaat van de onvereenvoudigbare breuk t/n (t = teller en n = noemer), dan kun je het aantal repeterende cijfers als volgt bepalen. Laat uit de noemer n alle factoren 2 en 5 weg (dat zijn de delers van het getal 10). Het getal dat overblijft noemen we r. Nu moet je het kleinste getal j bepalen waarvoor 10j - 1 deelbaar is door r. Het gezochte aantal bedraagt j. Voorbeeld: neem de breuk 5/7 = 0,714285 714285 .... dus er repeteren steeds 6 cijfers. De noemer van je breuk is 7, en dat getal bevat geen factoren 2 en 5. Het bedoelde getal r is dus ook gelijk aan 7. Controleer nu met je rekenmachine dat 106 - 1 inderdaad door 7 deelbaar is, terwijl de deling niet lukt als je de exponent 6 verandert in een kleinere waarde. Tweede voorbeeld: neem de breuk 21/44 = 0,477272727... Er repeteren dus 2 cijfers, namelijk de 2 en de 7. Laat uit 44 alle factoren 2 en 5 weg (5 komt niet voor); je houdt over 11 en dat is dus ons getal r. Bepaal nu de kleinste waarde waarbij 10j-1 deelbaar is door 11. Voor j = 2 krijg je 99 en dat is inderdaad deelbaar door 11. Derde en laatste voorbeeld: neem de breuk 23/70 Laat uit 70 alle factoren 2 en 5 weg; je houdt dan r = 7 over. Bepaal nu de eerste j waarvoor 10j-1 deelbaar is door 7. Dat blijkt te zijn j = 6, want (1000000 - 1)/7 = 142857 Er moeten dus 6 repeterende cijfers zijn. Inderdaad is 23/70 = 0,3 285714 285714 ...
MBL
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
maandag 29 april 2002
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|