|
|
\require{AMSmath}
Re: Cardano bijna ontrafeld
Ik heb begrepen dat elke u die berekent wordt, dus de plus-variant en de min-variant, drie uitkomsten krijgt met behulp van complexe getallen, ( hier heet u maar een oplossing ) wilt u ALSTUBIEFT ( want ik loop hier echt vast )
met deze u : 3Ö(6+ (35/9)i Ö(3)) en deze u : 3Ö(6+ (35/9)i Ö(3)) de drie uitkomsten van elke u met behulp van de complexe getallen weergeven, en zeggen hoe u dat heeft gedaan want ikzelf kom er niet uit.
Sebaha
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 24 mei 2004
Antwoord
Beste Sebahat, Goed ik doe er eentje voor je :-) We willen de derde machts wortel uit 6 + 35/9·Ö(3)·i vereenvoudigen.
(zie ook stuk van CardanoOplossing pg 37 en evt. voorbeeld pg 62,63)
Er geldt algemeen: (a+bi)3=a3-3ab2+i(3a2b-b3) Er moet dus nu gelden dat: a3-3ab = 6 en 3a2b-b3 = 35/9·Ö(3)
Er volgt eenvoudig uit a3-3ab = 6 dat b = ±Ö((a3-6)/(3a))
Als er een 'mooie' oplossing is dan moet a een deler zijn van 6. De delers van 6 zijn 1, 2, 3 en 6, maar ook -1, -2, -3 en -6. Deze allemaal een voor een invullen in b = ±Ö((a3-6)/(3a)) en het resultaat invoeren in 3a2b-b3 is dit gelijk aan 35/9·Ö(3) dan hebben we de 'a' gevonden en dus ook b. Het zal blijken dat dit werkt bij a=2. Dit geeft voor b: b = ±Ö((a3-6)/(3a)) = ±Ö((8-6)/6) = ±Ö(1/3) = ±1/3Ö(3) Nu de - variant zal niet werken, maar de + variant wel: b = 1/3Ö(3) Invullen in 3a2b-b3 geeft: 3·22·1/3Ö(3)-(1/3Ö(3))3 = 4Ö(3)-1/9·Ö(3)\ = (3+8/9)Ö(3) = 35/9 Ö(3)
Goed dat klopt dus, ofwel 3Ö(6+35/9·iÖ(3)) is dus gelijk aan 2 + 1/3Ö(3)·i
Dat is er dus eentje. Nu nog de andere twee.
(analoog weer aan algemene manier in stuk zoals link hierboven pg 36)
De tweede wordt dan: -(2 + 1/3Ö(3)·i)/2 + i·(2 + 1/3Ö(3)·i)·Ö(3)/2 Eerst maar het linkerdeel: -(2 + 1/3Ö(3)·i)/2 = -1 - 1/6Ö(3)·i
Het rechterdeel: i·(2 + 1/3Ö(3)·i)·Ö(3)/2 = (2i - 1/3Ö(3))·Ö(3)/2 = 2Ö(3)i - 1)/2 = Ö(3)i - 1/2
Dit nu samenvoegen geeft: -1 - 1/6Ö(3)·i + Ö(3)i - 1/2 -3/2 + 5/6Ö(3)·i
De derde en laatste is dan: -(2 + 1/3Ö(3)·i)/2 - i·(2 + 1/3Ö(3)·i)·Ö(3)/2 Deze is dus zo goed als analoog aan de tweede oplossing alleen nu vanelkaar aftrekken, geeft: -1 - 1/6Ö(3)·i - (Ö(3)i - 1/2) = -1/2 - 7/6Ö(3)·i
Et voila dat zijn ze dan alle drie.
M.v.g. PHS
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
maandag 24 mei 2004
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|