|
|
\require{AMSmath}
Re: Prijselasticiteit
Hoi, Bedankt voor het anwtoord. Ik ben nu nog een stapje verder gegaan. Ik heb onderzocht wat die elasticiteit dus beïnvloed, analytisch gezien dan. En als je een rechte door de oorsprong trekt dan is op de punten in de oorsprong , de elasticiteit constant. Wanneer dit geen rechte door de oorsprong is dan gaat de elasticiteit niet constant zijn maar ze gaat neigen naar 1, hoe groter de waarde hoe dichter bij 1. Ik weet nu niet dat we hier van een limiet kunnen spreken? Dank je, Ruben
Ruben
2de graad ASO - woensdag 18 juni 2003
Antwoord
Hoi Ruben, over dat van die limieten zal ik het op het einde hebben. Je conclusies over de prijselasticiteit van het aanbod betreffende de oorsprong klopt helemaal. Over dat van dat neigen naar 1: dat klopt in bepaalde gevallen niet (beeld je een perfect horizontale of verticale aanbodscurve in). Om je nog verder te laten spelen en onderzoeken, zal ik kort uitleggen hoe dat zit met die oorsprong en dan zal er je nog veel meer duidelijk worden. Het is zoiets gelijkaardigs als bij de vraagelasticiteit (en de afbeelding) in je vorige vraag. Het gaat hier dus weer om een puntelasticiteit (tussen 2 punten) ofwel een limiet gaande naar 0 (heel klein verschil dus). waarin dq / dp de 'richtingscoëfficiënt' is van de aanbodscurve (of zoals je later zal zien, de afgeleide). Op onderstaande afbeelding staat een aanbodscurve afgebeeld. dq / dp = tg a tangens van een hoek = overstaande / schuine zijde aangezien db = 0e Toepassing van de regels van gelijkvormigheid van driehoeken geeft vervolgens: 0d / ad = bc / ab Ofwel: prijselasticiteit van het aanbod = bc / ab Wanneer de aanbodscurve door de oorsprong gaat valt het punt c samen met de oorsprong en is de elasticiteit voor elk punt dus 1. Wanneer bvb a dicht bij de oorsprong ligt zal dus inderdaad de elasticiteit naar 1 tenderen bij toenemende waarden van q (dus bij de limiet gaande naar ¥). Nu over dat van dit limieten. Ik begrijp wat je wil zeggen: de prijselasticiteit tendeert naar 1 bij een limiet van q gaande naar ¥. Het probleem is dat er 2 uitzonderingen zijn (waar er geen punt c is) en zodat je eigenlijk niet 100% over een limiet kunt spreken die steeds opgaat. En dan zijn er al de aanbodsfuncties nog die eerder lijken op deze 2 uiotzonderingen en die dus bvb eerder naar 0 of naar ¥ zullen tenderen, dan naar 1. Groetjes, Tom
|
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
woensdag 18 juni 2003
|
|
home |
vandaag |
bijzonder |
gastenboek |
statistieken |
wie is wie? |
verhalen |
colofon
©2001-2024 WisFaq - versie 3
|