Re: Eerstegraadsvergelijking
Nee sorry dit helpt niet. Zou u dat voor mij kunnen uitschrijven?
Sarah
1ste graad ASO-TSO-BSO - dinsdag 8 maart 2022
Antwoord
Je moet $n$, $3·n$ en $\frac{1}{2}·3·n$ optellen en gelijk stellen aan 33. Dan kan je deze vergelijking gaan oplossen om de waarde van $n$ te bepalen.
Zou dat lukken?
Naschrft Als het goed is kom je dan uit op een totale waarde van €3,30.
dinsdag 8 maart 2022
©2001-2024 WisFaq
|