Rekenregels voor machten
In de uitwerkingen van mijn wiskundeboek staat het volgende: -2-1·2-11/3=-2-21/3. Dat de exponent -21/3 wordt snap ik, maar waarom is het -2·2=-2 en niet -2·2=-4? Groeten Remy en alvast bedankt!
Remy
Student hbo - maandag 30 oktober 2017
Antwoord
De rekenregel voor het vermenigvuldigen van machten luidt als volgt:
$ a^p \cdot a^q = a^{p + q} $
Dat betekent dat je bij het vermenigvuldigen van machten met gelijk grondtal de exponenten mag optellen. Het grondtal blijft wat het is...
$ \begin{array}{l} a^p \cdot a^q = \\ \underbrace {a \cdot a \cdot a \cdot a...}_{p\,\,keer} \cdot \underbrace {a \cdot a \cdot a \cdot a}_{q\,\,keer} = \\ \underbrace {\underbrace {a \cdot a \cdot a \cdot a...}_{p\,\,keer} \cdot \underbrace {a \cdot a \cdot a \cdot a}_{q\,\,keer}}_{p + q\,\,keer} = \\ a^{p + q} \\ \end{array} $
Een eenvoudig voorbeeld?
$ 3^2 \times 3^5 = 3^8 $
Help dat?
Naschrift Bedenk dat als je schrijft $ - 2^2 \cdot 2^5 $ dat je dan $ 2^2 \cdot 2^5 $ bedoelt met een 'min' ervoor. Dus $ 2^7 $ met een 'min' ervoor. Als eindantwoord krijg je:
$ - 2^2 \cdot 2^5 = - 2^7 $
Dat je 't maar weet...
maandag 30 oktober 2017
©2001-2024 WisFaq
|