Re: Re: Deling van veeltermen
Beste
U bent enorm bedankt voor deze uitleg. Ik had inderdaad dat:
- f(4) = 5 (voor de eerste) - f(4) = 4a+b (voor de tweede) - b = 2a omdat -2a+b = 0
Maar u bepaald dan dat 5 = 4a+b, hoe maakt u deze vergelijking?
Met vriendelijke groeten, Ruud
Ruud
Iets anders - dinsdag 21 februari 2017
Antwoord
Kijk naar je eerste twee gelijkheden: $$ f(4)=5\hbox{ en } f(4)=4a+b $$dan valt je vast wel iets op.
kphart
dinsdag 21 februari 2017
©2001-2024 WisFaq
|