Goniometrische vergelijkingen oplossen
We hebben op school deze oefening opgelost: sinx+sin3x=1+cos2x dus je krijgt dit: 2·sin2x·cosx=1+2cos2x-1 en zo verder ... uiteindelijk kom je op dit uit: cos2x(2sinx-1)=0 dan moet je dit doen: cos2x=0 of 2sinx=1 cosx=0 of sinx=1/2 dan kom je dit uit voor x: x=$\pi$/2+k·$\pi$ of x=$\pi$/6+k·$\pi$ of x=5$\pi$/6+k·2$\pi$ Ik snap echter niet waarom er bij de cosinus maar 1 oplossing is. Normaal zijn er toch 2 omdat het tegengestelde hoeken zijn, net zoals er bij de sinus ook 2 supplementaire hoeken zijn? En waarom is het bij de cosinus niet 2$\pi$ maar wel $\pi$? Dankje :)
Yasmin
3de graad ASO - zaterdag 12 oktober 2013
Antwoord
Je krijgt er ook twee bij de cosinus: $\frac\pi2+2k\pi$ en $-\frac\pi2+2k\pi$, maar $\frac\pi2$ en $-\frac\pi2$ verschillen $\pi$, dus je kan die twee samenvoegen tot de oplossing die je hebt.
kphart
zaterdag 12 oktober 2013
©2001-2024 WisFaq
|