\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Trivialand Vacuous Proofs

Hai zou iemand voor mij willen kijken of ik dit correct noteer en als het uitgebreid genoeg is?

1. Laat x Î R zijn. Bewijs dat als x groter dan nul en x kleiner dan 1, dat x2-2x+2 ¹ 0 is.

Ik heb dit gedaan:
x2-2x+2=(x-1)2+1¹0
(x-1)2 is altijd groter of gelijk aan nul en 1=1 dus (x-1)2+1 is groter of gelijk aan 1, dus x2-2x+2¹0 is waar. Dus dan is de als....dan ook waar. Aangezien F F = T de F staat voor False en T voor true.

2 nÎN. Bewijs dat als |n-1|+|n+1| kleiner of gelijk aan 1, dan |n2-1| kleiner gelijk aan 4.

Ik heb dit gedaan:
De |n-1| en |n+1| zitten tussen absolute strepen dus zal altijd groter of gelijk aan nul zijn. Stel n=2 dan |2-1|+|2+1|=4 dus |n-1|+|n+1| kleiner of gelijk is niet waar. dus F en dus hoef ik niet meer te kijken of |n2-1| kleiner gelijk aan 4 niet te bekijken want FF = T en FT=T dus het zal altijd true zijn.

3. rÎQ+ (ik weet ook niet zo goed waar die plus voor staat). Bewijs dat als (r2+1)¸r kleiner gelijk aan 1, dan (r2+2)¸r kleiner gelijk aan 2.

Ik heb dit gedaan:
Als eerste ga ik (r2+1)/r anders schrijven. (r2+1)/r=r+1/r kleiner gelijk aan 1. als x groter dan 0 en kleiner dan 1 dan is 1/r groter dan 1 en is r +(1/r)groter dan 1 dus (r2+1)/r kleiner gelijk aan 1 is niet waar. dus F. Dus hoef ik niet meer (r2+2)/r kleiner of gelijk aan 2 te bekijken want FF=T en FT=T dus het zal altijd waar zijn.

4. Laat x3-5x-1 groter gelijk aan 0, dan (x-1)(x-3) groter gelijk aan -2.

Ik heb gedaan:
Stel n=10 (10-1)(10-3)=63 dus (x-1)(x-3) is groter gelijk aan -2 klopt dus hoef ik niet meer te bekijken of x3-5x-1 groter gelijk aan 0. want TT=T FT=T dus het is altijd waar.

5. Laat nÎN. Bewijs dat als n+1/n kleiner dan 2, dan n2+(1/n2) kleiner dan 4.

Dit heb ik gedaan:
1/n is kleiner gelijk aan 1. n is groter gelijk aan 1 dus n+1/n is groter dan 1 dus n+1/n kleiner dan 2 is niet waar. Dus F en dus hoef ik niet meer te laten zien dat n2+1/n2 kleiner dan 4 waar of niet waar is. Want FT=T en FF=T.

Alvast bedankt!

Treint
Student universiteit - donderdag 4 november 2010

Antwoord

Een paar opmerkingen die je misschien verder helpen.

1) Wat je opschrijft klopt. x2 - 2x + 2 = (x-1)2 + 1 1 voor elke x.

2) Als n Î, dan is dus n = 1, n = 2, n = 3 enz. Maar dan zijn (n - 1) en (n + 1) beide niet-negatief zodat de modulusstrepen er voor niks omheen staan! In feite heb je het dus gewoon over (n - 1) + (n - 2) = 2n - 3 en uit 2n - 3 1 volgt direct n 2, zodat het alleen nog maar kan gaan over n = 1 of over n = 2. Voor deze 2 getallen is het getal |n2 - 1| inderdaad kleiner dan 4.

3) Met + bedoelt men alle positieve breuken.
Als je de functie f(x) = (x2 + 1)/x bestudeert, dan zul je zien dat voor elke positieve waarde van x er altijd minstens 2 uitkomt. De veronderstelling dat (r2 + 1)/r 1 is, is dus onwaar, zoals je ook zelf opmerkt.

4) y = (x-1)(x-3) stelt grafisch een dalparabool voor met als laagste punt de top (2,-1). Dus (x-1)(x-3) -2 klopt altijd.

5) Kwadrateren van het veronderstelde geeft n2 + 1/n2 + 2 en omdat per veronderstelling de som van de eerste twee termen 2 is, is het totaal kleiner dan 4.
Overigens is n + 1/n nooit kleiner dan 1.

MBL
zondag 7 november 2010

©2001-2024 WisFaq