Breuken

2/-3 * 6/-14 * 5 * 7/14     (7/6 - -3/2) - 5
_______________________ __   _______________  = 
  1/6 - 6/-5 * 10/9           5/8 : 6 * 16/5 

Ik zag deze oefening in een cursusboek van mijn dochter staan. Ik weet dat ze me binnen enkele dagen gaat vragen haar hiermee te helpen maar breuken is eeuwen geleden. Hoe los ik dit op?

Betty
Ouder - dinsdag 22 oktober 2002

Antwoord

Het ziet er 'eng' uit, maar echt moeilijk is het niet. Eerst reken je verschillende tellers en noemers van de breuken uit:



Na braaf die 4 sommetjes uitgerekend te hebben kom je (als ik niet ergens een rekenfoutje gemaakt heb) op zoiets uit als:



Dus schiet al lekker op...
Met gebruik van de regel 'delen door een breuk is hetzelfde als vermenigvuldigen met het omgekeerde' kom je uit op:



Waarmee we toch weer een 'ingewikkeld' probleem hebben opgelost (je rekent je werkelijk een breuk!) en jij er hopelijk mee geholpen bent.

• Rekenen met breuken
• Delen met breuken

dinsdag 22 oktober 2002

©2001-2024 WisFaq