Bewijs van gelijkheid van twee doorsneden
Hallo, Te bewijzen is dat de volgende gelijkheid geldig is: AÇ(BÈC) = (AÇB)È(AÇC) Ik betwijfel de correctheid/volledigheid van mijn bewijs. Ik zal het geven. (BÈC) = {xÎ | xÎB of xÎC} AÇ(BÈC) = {xÎ | xÎA}Ç{xÎ | xÎB of xÎC} = {xÎ | xÎ(AÇB) of xÎ(AÇC)} Dit is exact waaraan (AÇB)È(AÇC) gelijk is, of eigenlijk wat deze beschrijft. Dit voelt niet echt als een bewijs, maar meer als een omschrijving. Kunnen jullie me helpen?
Bart K
Student universiteit - woensdag 6 september 2006
Antwoord
Dag Bart, Die laatste stap is inderdaad nogal groot. Eigenlijk beschrijf je enkel je linker- en je rechterlid, en je beweert dat ze gelijk zijn. Ik zou het eerder zo doen: stel dat een element x in het linkerlid zit. Probeer dan aan te tonen dat het ook in het rechterlid zit. Dat gaat als volgt: x zit in AÇ(BÈC), dus x zit zeker in A en x zit in B of C. Onderscheid twee gevallen: x zit in B, dus in AÇB, dus in (AÇB)È(AÇC) x zit in C: analoog. En dan de andere richting: stel dat een element x in (AÇB)È(AÇC) zit. Dus x zit in A en B, of in A en C. Je hebt weer twee gevallen, toon aan dat uiteindelijk x altijd in A zit, en in BÈC. Groeten, Christophe.
Christophe
woensdag 6 september 2006
©2001-2024 WisFaq
|