\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Theorema van De Moivre

Voor gebroken exponenten klopt het theorema van De Moivre met de formules die in het boek reeds waren behandeld: stellen we dus a = b/n dan:

(cos b/n + i sin b/n)^n = cos n. b/n + i sin n. b/n =
cos b + i sin b.

Maar volgens het boek moeten we nu oppassen, omdat:
(cos b + 2 pi/n + i sin b+ 2 pi/n )^n =
cos (b + 2 pi) + i sin ( b + 2 pi)= cos b + i sin b

(vanaf hier snap ik niet meer wat de schrijver mij onder de aandacht probeert te brengen!)

en je kan makkelijk nagaat, dat
cos b/n + i sin b/n en cos b + 2 pi/n + i sin b+ 2 pi/n
niet aan elkaar gelijk zijn. Dus kunnen we slechts zeggen dat een van de waarden

sqrt(cos b/n + i sin b/n) of (cos b/n + i sin b/n)^1/n gelijk is aan cos b/n + i sin b/n.

Als n een geheel getal is, zijn er nog (n-1) andere waarden cos b + 2 r pi/n + i sin b+ 2 r pi/n
waarin r = 1, 2, 3 tot en met n-1

Kunt u mij dit laatste stuk anders proberen uit te leggen.

Yara
Leerling bovenbouw vmbo - zaterdag 24 december 2005

Antwoord

Allereerst: let op je haakjes, als je cos b + 2 pi/n + i sin b+ 2 pi/n opschrijft loop je het risico dat men dit leest als cos b + i sin b +2pi/n (zo las ik het eerst ook, maar je bedoelde natuurlijk cos((b+2pi)/n) + i*sin((b+2pi)/n).
Wat het boek probeerde duidelijk te maken is dat de notatie c1/n voor complexe getallen erg dubbelzinning is: de vergelijking zn=c heeft n verschillende oplossingen (behalve als c=0) en er is geen reden om één van die oplossingen c1/n te noemen.
Bijvoorbeeld i=cos(pi/2)+isin(pi/2), en i=cos(5pi/2)+isin(5pi/2), en i=cos(9pi/2)+isin(9pi/2); zo krijg je dus drie mogelijkheden voor i1/3: cos(pi/6)+isin(pi/6)=1/2sqrt(3)+1/2i, cos(5pi/6)+isin(5pi/6)=-1/2sqrt(3)+1/2i en cos(3pi/2)+isin(3pi/2)=-i. Elk van die drie heeft even veel recht om i1/3 te zijn en daarom moet je bij `De Moivre' oppassen met gebroken exponenten.

kphart
maandag 2 januari 2006

Re: Theorema van De Moivre

©2001-2024 WisFaq