\require{AMSmath}
WisFaq - de digitale vraagbaak voor wiskunde en wiskunde onderwijs


Printen

Re: Vraagstuk bepaalde integraal

 Dit is een reactie op vraag 40627 
Ik heb de het vorige vraagstuk proberen op te lossen, maar kom niet het juiste uit, waar zit de fout?

0 ò 8 ((-1/2) (x-4)2 + 8) = (3)* 0 ò a ((-1/2)*(x-4)2 + 8)

0 ò 8 ((-1/2) x2 + 4x) = 3 * 0 ò a ((-1/2) x2 + 4x)

[ -(x3 / 6) + 2x2 ] tss o en 8 = 3[-(a3/3) + 2a2]

256/3 + 128 = (-3a3)/3 + 6a2

256+384 = -3a3 +18 a2
0= -3a3 + 18a2 - 640

Maar dan heb ik een negatieve uitkomst...

Waar zitten de fouten dan?

Groetjes!!!

Elke
3de graad ASO - maandag 5 december 2005

Antwoord

Volgens mij gebruik je in de derde regel twee verschillende primitieven van dezelfde functie, je moet in het rechterlid krijgen: 3[-(a3/6)+2a2]


maandag 5 december 2005

©2001-2024 WisFaq