Logaritmische ongelijkheden oplossen
OPgave; y= a log (x+b)+c X= -3 = b=3 dus Y= alog (x+3)+c
*(1,1) is een element van de grafiek F dus ; 1= alog (1+3)+c 1= alog 4 + c (1) * een 2e element op graf F (-1, 0) dus ; 0= alog (-1+3) +c 0= alog 2 +c -alog 2 = c (2) we steken (2) in (1)
dus; 1= alog 4 - alog 2 1= alog 4/2 = alog 2 = mijn vraag ; hoe kom ik aan 4/2 ??????
Dorien
3de graad ASO - zondag 6 maart 2005
Antwoord
Volgens de rekenregels op Rekenregels machten en logaritmen geldt: alog(b) + alog(c) = alog(b·c) Daar draait het om bij logaritmen. Je kunt hieruit afleiden dat in het algemeen geldt: Helpt dat?
zondag 6 maart 2005
©2001-2024 WisFaq
|