Rechthoekige driehoeken
Ik heb een probleem met een oefening over goniometrie. Ik zal proberen om de oefening zelf te maken, maar kunnen jullie mij de eerste stap geven? Opg: In een rechthoekige driehoek abc zijn B' en C' de projecties van de rechthoekszijden B en C op de schuine zijde. H is de hoogte op de schuine zijde. Bereken cos c in twee rechthoekige driehoeken en leid eruit af dat: B2= A.B' Bereken daarna tg b en cotg c en leid eruit af dat: H2=B.C Ik denk dat je de formules van de rechthoekige driehoek moet gebruiken, maar ik weet niet welke. Ik heb ook nog een tweede opgave, maar die is niet zo dringend. opg: In de driehoek abc laat men uit b de loodlijn neer op ac. Deze loodlijn vormt een hoek van 45° met ba en van 60° met bc. Bewijs nu dat: 2B= A3Ö + 2Ö2
Verhoe
3de graad ASO - maandag 8 september 2003
Antwoord
Zie ook het plaatje hierboven. In driehoek abc is cos(c) = B/A (aanliggende rechthoekszijde gedeeld door de schuine zijde) In driehoek acd is cos(c) = B'/B En de volgende stap moet je zelf maar zetten (daar vraag je trouwens om). Je schrijft H2 = B.C, maar je bedoelt waarschijnlijk H2 = B'.C' In driehoek abd: tan(b) = H/C' In driehoek acd: cotg(c) = ... Kijk ook eens naar driehoek abc: tan(b) = B/C en in die zelfde driehoek abc: cotg(c) = ... En de rest laat ik weer aan jou! En de tweede vraag. Voor de oplossing daarvan geef ik een aantal stappen (zie ook weer het plaatje). - Bereken eerst de andere hoeken in de driehoeken bcd en abd. - Wat weet je nu al van [bd] en [ad]? In driehoek bcd is sin(c) = [bd]/[bc] = [bd]/A - Weet je de werkelijke waarde van sin(c)? Je kent immers de grootte van hoek c. - Je kan dan aantonen, dat [bd] = 1/2A - Bereken nu (wellicht met gebruik van sin(60) = 1/2Ö3) hoe groot [cd] is. - En [ad] is nu ook bekend. Als je alles goed gedaan hebt, moet je nu vinden: 2B = A(1 + Ö3) En dus niet het antwoord, dat in je vraag staat. Ik hoop dat je er zo uitkomt. Ik verwacht eigenlijk van wel...
maandag 8 september 2003
©2001-2024 WisFaq
|