Logaritmische functies
De concentatie van een isotoop C14 neemt langzaam af volgens een exponentiële functie. De halveringstijd bedraagt 5 730 jaar. Stel dat er in een stuk houtskool oorspronkelijk b mg C14 zat, hoeveel is dat dan na x jaar? daarvoor heb ik berekent: b.(1/2) (tot de macht x/5730) Nu de hoofdvraag: Mensen ontdekken een stuk houtskool van overblijfselen van een kampvuur, in dat stuk houstkool zat nog 10% van het isotoop C14. Hoe lang geleden werd dit kampvuur gemaakt? Mijn vraag: Ik heb uit die bovenstaande functie b.(1/2) (tot de macht x/5730), misschien een fout in rekenregels of mag kan ik daaruit niet berekenen hoe lang het geleden is? Alvast bedankt voor de hulp!! Groetjes
Stépha
3de graad ASO - donderdag 7 augustus 2003
Antwoord
Stel we noemen C(x) de concentratie als functie van de tijd x (x in jaren). Volgens jouw berekening, die klopt, geldt: C(x) = b·(1/2)x/5730 Dit kan je ook schrijven als: C(x) = b·ax met a = (1/2)1/5730 ofwel: C(x) = b·0.9998790392x Nu wordt dat stuk houtskool gevonden dat nog 10% C14 isotooop bevat. Ofwel: C(x) = 0.1·b. We krijgen nu de vergelijking: b·ax=0.1·b met a = (1/2)1/5730 ofwel: ax=0.1. We hebben nu een simpele exponentiële vergelijking met als oplossing: x = log(0.1)/log(a)= log(0.1)/log(0.9998790392) = 19035
donderdag 7 augustus 2003
©2001-2024 WisFaq
|