Bij de vervolg vraag(b) kom ik ook niet op een goed antwoord.
Een lijn l heeft als vectorvoorstelling l: (1,6,3)+l(1,2,1).
Bereken de hoek tussen l en V.
Waarom krijg ik volgens deze methode en die andere van combineren verschillende vergelijkingen?
Methode 1 De normaalvector moet loodrecht op de lijn staan dus (1,2,1)(a,b,c)=0 Stel a=1 en b=1 dan c=-3 dus de vergelijking is x+y-3z=d Of werkt dat niet zo?
Methode 2 x=1+l y=6+2l Z=3+l Bovenste en onderste keer -1 en dan alles optellen geeft weer een andere vergelijking:-x+y-z=2 hiervan is de normaalvector (-1,1,-1)
Met vlak V:2x-y-2z-12=0
Krijg ik cos$\Phi$=nlˇnv/|nlˇnv| =√3/9$\Rightarrow\Phi$=0,43pi in het antwoord staat 0,09 pi.
mboudd
Leerling mbo - dinsdag 14 april 2020
Antwoord
Een lijn heeft geen normaalvector. Er zijn oneindig veel richtingen die loodrecht op een lijn staan. Volgens de theorie:
Je berekent dus de hoek tussen lijn en normaalvector van V en trek die hoek van 90° af en dan ben je er.