Goede avond, Ik zie volgende oefening in een cursus staan: (1) Cos(a+b)cos(a-b)= (2) sin(a+b)sin(a-b)= (3)cos2b-sin2b De eerst heb ik zonder problemen gevonden (1)=(2) Ik probeer nu (2)=(3) te bewijzen. =sin(a+b)sin(a-b)=cos2b-sin2b = (sinacosb+cosasinb)(sinacosb-cosasinb) =sin2acos2b-cos2asin2b =(1-cos2a)cos2b-(1-sin2a)sin2b =cos2b-cos2acos2b-sin2b+sin2asin2b =cos2b-sin2b-(cos2acos2b-sin2asin2b =cos2b-sin2b -(cosacosb-sinasinb)(cosacosb+sinasinb). Ik zit vast .Zou het kunnen dat in de derde tweeterm :cos2b-sin2b verkeerd genoteerd is en"de b" een a moet zijn in beide termen zijn?? Kan het zijn dat ik iets niet goed zie. .Ik geloof dat mijn redenering foutloos is of toch niet maar ik geloof niet dat in mijn betoog rekenfouten staan. Of toch wel?? Vriendelijke groeten,
Rik Le
Iets anders - donderdag 19 december 2019
Antwoord
Dag Rik, ALS sin(a + b)ˇsin(a - b) = cos2b - sin2b DAN moet dit ook gelden voor a = 0 én b = 0. Welaan, links staat er dan sin(0)ˇsin(0) = 0 en rechts cos2(0) - sin2(0) = 1. En dat krijg je ook als je in de opgave in het rechterlid b door a vervangt. Dus is de opgave hoe dan ook fout. Groet,