Ik snap niet goed waarom je zegt dat beide sinussen gelijk zijn aan CE/AC. En dat (alpha + bèta) gelijk is aan de hoek tussen AB (doorgetrokken bij A) en AC.
Stijn
Student Hoger Onderwijs België - dinsdag 28 augustus 2018
Antwoord
Bij $A$ heb je een gestrekte hoek, die is de som van de scherpe hoek bij $A$ in de driehoek en de stompe hoek links; de som van die twee hoeken is dus $\pi$. Maar de som van de drie hoeken in de driehoek is ook $\pi$, daarom is de buitenhoek gelijk aan $\alpha+\beta$. Voor die buitenhoek is $AC$ de schuine zijde en $CE$ de `overstaande' zijde; daarom is de sinus ook gelijk aan $CE/AC$.