In alle drie de gevallen komt er (1/3)(p+q+r) uit, alleen nog even de vraag waarom moet je t of mof l etnz hier 2/3 kiezen ? heeft dat te maken dat de plaatsvectoren vanuit p,q en r elkaar opheffen in het zwaartepunt??
bouddo
Leerling mbo - woensdag 20 juni 2012
Antwoord
Die waarde 2/3 zit 'm in die verhouding 2 : 1 waarin het zwaartepunt de zwaartelijn verdeelt. Je hebt gezien dat t = 0 het punt R opleverde en t = 1 het punt M. En omdat RZ het 2/3 deel van RM is, nam ik t = 2/3.
Maar een vectorvoorstelling kan vele gedaanten aannemen! Als je de zwaartelijn MR had vastgelegd door v = m + t(r - m), dan levert t = 0 punt M op en t = 1 juist punt R. In dat geval moet je t = 1/3 nemen om in het zwaartepunt te komen.