Hierbij nogmaals een vraag, nadat ik de vorige keer goed ben geholpen door kn waarvoor dank.
Ik zit met de volgende vergelijking: (a·c)/(a-(cd))=b
Ditmaal wil ik de c graag uitrekenen. Ik ben hier weer een middag mee bezig geweest maar kom er niet uit. Ik weet zeker dat ik dit heb kunnen oplossen alleen ik kom er echt niet meer uit voornamelijk door de haakjes en doordat de letters vaker dan eens voorkomen.
Ik hoop dat iemand mij hierbij kan helpen,
Met vriendelijke groet,
Jop
Jop
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 28 december 2011
Antwoord
Jop, Uit de vergelijking volgt: ac=ab-cdb, dus ac+cdb=ab, c(a+bd)=ab, dus c=ab/(a+bd).