wanneer je nu de JordanNormaalvorm JN hebt, dan zijn JN en A gelijksoortig. Hoe bereken je dan de matrix Q die ervoor zorgt dat:
JN=Q-1.A.Q ?
mvg,
Timo
Student universiteit België - vrijdag 27 mei 2011
Antwoord
Hallo, Timo.
Stel dat A de matrix is van een lineaire transformatie T van Rn op de natuurlijke basis e.
Er is een basis f zodat de matrix van T op basis f de JordanNormaalvorm heeft, dus gelijk is aan JN.
Uw vergelijking JN = Q-1 A Q noteert men in termen van T en e en f als volgt:
[T]f = [I]f,e [T]e [I]e,f , waarbij I de identieke lineaire transformatie is (die elk element van Rn op zichzelf afbeeldt).
Dus Q is de matrix [I]e,f van I van basis f naar basis e, dwz in de j-de kolom van Q staan de coördinaten van de j-de basisvector fj tov de natuurlijke basis e.
Het gaat er dus om de basis f te vinden waarop T de JordanNormaalvorm aanneemt. Als er een basis van eigenvectoren van T bestaat, dan is f zulk een basis van eigenvectoren en JN een diagonaalmatrix met op de diagonaal de eigenwaarden. Anders is het ingewikkelder, zoals in het voorbeeld van Koen Mahieu.