Gegeven zijn de functies f(x)= 3x g(x)=3x+1-6 Bereken exact voor welke waarden van q de grafieken een lijnstuk met lengte 1/2 afsnijden van de lijn y = q. Geef de waarden van q in de vorm a+bÖc.
Anneli
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 23 november 2010
Antwoord
Stel de lijn y=q snijdt de grafiek van f in het punt (s,q), dan 3s=q, dus s=3log(q). Stel de lijn y=q snijdt de grafiek van g in het punt (t,q), dan 3t+1-6=q, dus 3t+1=q+6, dus t+1=3log(q+6), dus t=-1+3log(q+6) De lengte van het lijnstuk dat de grafieken afsnijden van de lijn y=q is dan gelijk aan |s-t|, en dat moet gelijk zijn aan 1/2. Dus s-t=1/2 of s-t=-1/2 Combineren levert twee vergelijkingen: 3log(q)+1-3log(q+6)=1/2 en 3log(q)+1-3log(q+6)=-1/2