a: Dat ik in 6 worpen minstens eenmaal een zes gooi. b: Dat ik in 12 worpen minstens tweemaal een zes gooi. c: Dat ik in 18 worpen minstens driemaal een zes gooi.
Jeroen
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - woensdag 5 december 2007
Antwoord
Beste Jeroen, Het gaat hier om een binomiale verdeling: Je kan wel/niet zes gooien. p=de kans om in een bepaalde worp 6 te gooien=...
Je kan het natuurlijk berekenen:
a) n=6 ,k0. b) n=12,k1, enz.
Gebruik eventueel onderstaand hulpmiddel (zie binomiale verdeling)
Naarmate je vaker gooit gaat de kansverdeling meer op een normale verdeling lijken en gaat het om de kans rechts van de top. Die komt, bij veel worpen, dicht in de buurt van 0,5. Bij minder worpen, zoals n=6 is de kans duidelijk groter dan 0,5.