Ik ben er achter gekomen dat de lengte van het grote formaat 24 cm is en de breedte 12cm. Ik ben hier vrij zeker van. Kan ik hieruit ook halen wat het minimumformaat is van het kleinere bedrukte deel?
Daisy
3de graad ASO - vrijdag 5 oktober 2007
Antwoord
Beste Daisy, Je antwoord is goed. h=de hoogte van het bedrukte deel=20 cm, dus de breedte van het bedrukte deel is 10 cm. Het blad is dan 20+4 bij 10+2.
Echter, wiskunde betekent: zeker weten. Daarom is een wiskundige niet tevreden met: "ik ben hier vrij zeker van". Jammer dat je niet uitlegt hoe je tot die conclusie bent gekomen. Wat bedoel je met "het kleinere bedrukte deel"?
Je kan wel wiskundig bewijzen dat de verhouding lengte:breedte van het bedrukte deel en ook van het blad optimaal is (het voordeligst wat betreft papier) als die verhoudingen allebei gelijk zijn aan de verhouding van de marges (boven+onder):(links +rechts). In jouw voorbeeld, met marges van (2+2):(1+1) kom je dan op bedrukt h:b=2:1 en ook de formaat van het blad: 2:1. Inderdaad vindtje: bedrukt: 20 bij 10. Blad:24 bij 12. ALs je wil proberen om dat te bewijzen en je komt er niet uit, vraag dan gerust.