P(A) is de kans dat minstens 3 (van de 5) kinderen blauwe ogen heeft en P(B) is de kans dat 1 kind blauwe ogen heeft. Het is inderdaad een gewone binomiale verdeling die ik uitgewerkt heb en waar 67/256 uitkomt. Maar omdat het een voorwaardelijke kans is moet het gedeeld worden door de P(B), en dan moet er 1/4 uitkomen, maar dat komt er niet uit. Zit de fout, denkt u, in m'n uitwerking van de binomiale verdeling?
Anne K
Student universiteit - maandag 26 september 2005
Antwoord
Gebeurtenissen:
A: minstens 3 van de 5 kinderen heeft blauwe ogen B: het jongste kind heeft blauwe ogen
P(A)=0.1035 P(B)=0.25
P(A en B)=0.25·0.2617=0.065425
P(A|B)=P(A en B)/P(B)=0.065425/0.25=0.2617
Je 'fout' zat 'm dus in P(A en B). Je moet die 67/256 nog vermenigvuldigen met 1/4, maar feitelijk heb je dan de voorwaardelijke kans al uitgerekend, dus dat kan makkelijker.