S heeft oplossingen $\Leftrightarrow$ rgA = rgAb $\Leftrightarrow$ orde det(A) = orde det(Ab) Hier orde det(A)=2 en orde det(Ab)$\leq$3
S heeft dus oplossingen als en slechts als det(Ab)$\ne$
met det(Ab)= [1, 1, 3; 2, -1, 3; a, b, c]
Maar hoe kan je weten dat orde det(Ab) = orde det(A) ?
Moet het dan ongeveer zo:
^ Eerst gewoon de det (Ab) eerst uitrekenen? ^ Om verder te kunnen moet je al de determinant van a mooi kunnen ontbinden zodat je de verchillende gevallen van de parameters kan overlopen? ^ Voor elk geval van de parameters waarbij de det(Ab)=0 overlopen en S slechts oplossingen als alle karakteristieke determinanten hiervan nul zijn? ^ Op naar het volgende geval...?
Zoiets? Zou iemand me aub verder willen helpen?
Anne
3de graad ASO - woensdag 28 januari 2004
Antwoord
'k snap niet echt wat je juist bedoelt in je deelstappen.
Wat zeker correct is, is het volgende: S heeft oplossingen $\Leftrightarrow$ rang(A) = rang(Ab) Hier rang(A)=2 en rang(Ab)$\leq$3 Dus zover zat je zeker juist.
S heeft dus oplossingen als en slechts als det(Ab)=0 (waar zou het volgens jou moeten verschillend van zijn?) Zoniet is de rang(Ab)=3 met nog steeds Ab = [1, 1, 3; 2, -1, 3; a, b, c]
$\Rightarrow$ det(Ab)=3(2a+b-c)
Dus er zijn slechts oplossingen als c=2a+b nl: x=2 en y=1.