De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijshome | vandaag | gisteren | bijzonder | gastenboek | wie is wie? | verhalen | contact |
||||||||||||||||||
|
\require{AMSmath}
Oefening 39Bepaal de vergelijking(en) van de rechte(n) evenwijdig met de rechte a:x-2y+1=0 en op een afstand 3 ervan. AntwoordDe afstand dien je loodrecht op de gegeven lijn te meten. De normaalvector van de lijn zelf is (1,-2). Dat is dan ook meteen de richtingsvector van een lijn $\bot$ op a. Die richtingsvector heeft lengte √5. De afstand moet 3 worden dus dat betekent verplaatsing van
home | vandaag | bijzonder | gastenboek | statistieken | wie is wie? | verhalen | colofon ©2001-2024 WisFaq - versie 3
|