De digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs

home |  vandaag |  gisteren |  bijzonder |  gastenboek |  wie is wie? |  verhalen |  contact

HOME

samengevat
vragen bekijken
een vraag stellen
hulpjes
zoeken
FAQ
links
twitter
boeken
help

inloggen

colofon

  \require{AMSmath} Printen

De waarden voor a

stel dat je de volgende formules hebt:
f=sin bx en g=cos ax
En gegeven is dat de de periode van f 1,5$\pi$ is en dat de gemeenschappelijke periode van f en g 3$\pi$ is. Welke waarden kan a dan hebben als bijvoorbeeld de periode van g $\pi$ of 3$\pi$ is?

In het antwoordenboek staat namelijk dat wanneer g een periode van $\pi$ heeft de waarde voor a 2 of -2 is. Maar, waarom -2 ( en bij periode 3$\pi$, waarom dan ook nog a=-(2/3)?

Laura
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 16 juni 2012

Antwoord

De periode van sin(bx) is 2$\pi$/b als b positief is en -2$\pi$/b als b negatief is.
Of anders gezegd de periode is altijd een positief getal.
Dus sin(bx) en sin(-bx) hebben dezelfde periode.
Plot maar eens sin(2x) en sin(-2x) op je rekenmachine.

Wie is wie?
Vragen naar aanleiding van dit antwoord? Klik rechts..!
zondag 17 juni 2012



home |  vandaag |  bijzonder |  gastenboek |  statistieken |  wie is wie? |  verhalen |  colofon

©2001-2024 WisFaq - versie 3